An Elemental Thing van Eliot Weinberger is een verzameling van essays die de wereldgeschiedenis, culturele fenomenen en taalkundige structuren verkent, waarbij het idee van 'elementaliteit' centraal staat. Het boek werd op 17 mei 2007 gepubliceerd door New Directions. Met toestemming van de auteur presenteren we hier onze Nederlandse vertaling van Chapter 19: The Desert Music: South. Met dank aan Annabelle Binnerts voor het proeflezen.
door Eliot Weinberger
Vijfentachtig vierkante mijl regenloos maanlandschap van de Zuid-Peruaanse woestijn zijn met lijnen bedekt. Nazca is een palimpsest, een gedeeltelijk uitgewist krijtbord gemarkeerd met rechte lijnen en spiralen; uitgestrekte trapezia, rechthoeken en afgekapte driehoeken; en, in een uithoek van de vlakte, enorme afbeeldingen van vogels, vissen, apen, walvissen, insecten, bloemen. Zeshonderd mijl aan lijnen is nog zichtbaar; oorspronkelijk waren er mogelijk twee keer zoveel. De langste is vier-en-een-halve mijl; de gemiddelde lengte is een mijl. De grootste afbeelding alleen al beslaat zevenendertig hectare.
Ze werden gecreëerd door het "woestijnvernis", een donkere geoxideerde korst, te opbreken en weg te vegen om zo het lichtere gesteente eronder bloot te leggen. Duizend tot tweeduizend jaar geleden werd op deze manier ongeveer 1600 hectare vrijgemaakt door een beschaving of beschavingen die tegenwoordig bekendstaan als Nasca (met een "s"), en waarvan verder weinig is overgebleven.
Ephraim Squier wist nooit van Nazca; de Spanjaarden hadden de lijnen nooit opgemerkt. In de jaren 1920 werden ze opnieuw ontdekt toen vliegtuigen over Peru en Chili begonnen te vliegen, en sindsdien is het altijd aangenomen dat ze het beste vanuit de lucht te zien zijn, of zelfs daarvoor bedoeld zijn. In de jaren 1970 kwamen ze in algemene bewustzijn door een bestseller genaamd Chariots of the Gods, die stelde dat bijna alle menselijke prestaties uit het verre verleden verricht of aangestuurd werden door buitenaardse wezens. De Nazca afbeeldingen markeerden landingsplaatsen voor ruimteschepen, de lijnen waren landingsbanen, alsof ruimteschepen die nodig hebben.
De vlakte weerspiegelt iemands eigen fixaties. Astronomen en archeo-astronomen geloofden dat de lijnen strikt gericht zijn op de sterren. Alexander Thom, en ingenieur die bekend staat om zijn werk bij Stonehenge, zag ze vooral als een technisch meesterwerk. Maria Reiche, een wiskundige die in 1932 arriveerde en zichzelf tot beschermer benoemde—een Duitse vrouw vergelijkbaar met "Om Seti" in Luxor of Getrude Blom onder de Lacandón—geloofde dat de zoömorfe afbeeldingen een esoterische geometrie bevatten; een theorie vergelijkbaar met die van de Piramide van Cheops. Een archeoloog dacht dat de lijnen bedoeld waren als renbanen voor een soort Olympische spelen in de Andes, compleet met teamshirts en hoofddeksels waarvan hij afbeeldingen vond op aardewerk. Een ander zag ze als een grootschalig werkgelegenheidsproject van de regering ten tijde van economische krimp. Anderen dachten dat de vlakte een begraafplaats was, en een plek voor ceremonies ter ere van de doden. In de jaren 1970 claimden landschapskunstenaars Nazca als een verwant voorouderlijk project en beschouwden het als een creatie die voornamelijk esthetisch was. Archeologen en etnografen hebben recentelijk een gedetailleerde inventarisatie van de vlakte afgerond. Ze gebruiken kennis van andere Andes-culturen, voornamelijk de Inca's, die in detail werden beschreven door de vroege veroveraars, maar ook door modernere groepen—om de betekenis van Nazca te extrapoleren. Hun theorieën zijn nog vreemder omdat ze zo aannemelijk zijn.
De riviervalleien die grenzen aan Nazca zijn al duizenden jaren bewoond, maar niemand heeft ooit op de vlakte zelf gewoond. Voor tenminste duizend jaar was het puur en alleen een heilige plek, bestemd voor ceremoniën. [En als heilige plek, zou uniek kunnen zijn: anders dan de grotten of kivas die naar de onderwereld leidden; de stupas die een ruimte definieerden die niet betreden kon worden maar alleen omcirkeld; of de kerken, piramiden en tempels die naar de hemel reikten; Nazca was een tweedimensionale ruimte, een horizon tussen de goden van de aarde en de hemel.] Blijkbaar veranderde de aard van deze ceremonies: de afbeeldingen van dieren en planten zijn veel ouder, en mogelijk het werk van een andere beschaving; de lijnen zijn de sporen van een meer ontwikkelde samenleving.
De lijnen zelf zijn geordend: ze zijn bijna allemaal verbonden met tweeënzestig uitspreidende centra. Een aantal zijn inderdaad astronomisch, en wijzen naar de zon tijdens de zonnewendes, de heldere sterren Alpha en Beta Centauri (door de Inca's de "Ogen van de Lama" genoemd), het Zuiderkruis, en de Plejaden ("Het Magazijn"). Alle uitspreidende centra bevinden zich nabij water, en de richting van de lijnen komt overeen met de oriëntatie van de waterstroom. In het midden van de vlakte, waar plotseling water uit de grond komt, bouwden de Nazcanen een stad die alleen voor bedevaarten werd gebruikt, en de rest van het jaar verlaten was. De naam ervan was Cahuachi, in Quechua betekent qhawachi "laat ze zien."
Wat de mensen, en misschien de goden boven en beneden, moesten zien was een kaart van hun wereld. Er lijkt geen twijfel te bestaan dat de uitspreidende centra verbonden zijn met het ceque systeem, beoefend door de Inca's, en voor het eerst beschreven door Pedro de Cieza de León, een voetsoldaat die vijftien jaar na Pizarro in Peru arriveerde, en recentelijk ontcijferd door R.T. Zuidema. Zoals zoveel beschavingen beschouwden de Inca's zichzelf als het centrum van het universum: de naam voor hun land was het Land van de Vier Kwartieren, Tawantinsuyu. Maar in tegenstelling tot andere beschavingen ontwierpen de Inca's een complexe kosmische en sociale organisatie gebaseerd op die centraliteit. Vanaf de Tempel van de Zon in hun hoofdstad, Cusco, liepen eenenveertig ceques in perfect rechte lijnen die alle geografische obstakels negeren. Van wat we weten over deze lijnen, is dat ze naar astronomische fenomenen wijzen als een soort horizonkalender, ze verdeelden de stad op in verschillende sociale en verwante groepen, verdeelden waterrechten, en—de vergelijking met de Songlines van de Australische Aboriginals is onvermijdelijk—volgden de geschiedenis van de overdracht en heerschappij van de goden tot aan de Inca koningen, en bevatten misschien nog andere verhalen. Quechua-mondelinge vertellingen beginnen nog steeds vaak met het plaatsen van de handeling op een specifieke plek, waarvan de relatie tot andere plaatsen gedetailleerd wordt beschreven.
Bovendien werden de éénenveertig ceque lijnen gepunctueerd met 328 huacas: heilige bakens die natuurlijk (grotten, bergtoppen, beken) of kunstmatig (stapels stenen, tombes, tempels) waren. Deze combinatie van lijnen en bakens bootst één van de vormen van het Andesschrift na: de khipu. Khipus waren een reeks touwen die ofwel aan een stuk hout hingen, of vanuit een dikkere lus uitstraalden. Deze bontgekleurde touwen waren op ontelbare manieren verstrengeld, elk gemarkeerd met verschillende knopen, verspreid over de ervan. Dit alles kon gelezen worden. Khipus werden niet alleen gebruikt voor het bijhouden van voorraden, rekeningen en tellingen, ze waren een compleet schrijfsysteem, een opslagsysteem voor liederen en geschiedenis. Een van de eerste Spanjaarden in Peru merkte op dat hij "het niet zou hebben geloofd als hij het niet gezien had, dat je met draden en knopen wetten en statuten kon vastleggen." [Een zeer vroeg commentaar op de I Ching bevat een opmerkelijke zin: "In primitieve tijden knoopten mensen touwen om te regeren." En in een Chinese tombe uit de tweede eeuw bevindt zich een reliëf van de voorouder-god Fu Hsi en zijn zus-gezel Nu Kua met een winkelhaak en een gepersonifieerde khipu in hun handen. De inscriptie luidt: "De draak-gevormde Fu Hsi stelde eerst een koninklijk bewind in, tekende de acht trigrammen en bedacht de geknoopte koorden om iedereen binnen de vier zeeën te regeren." Oude Chinese khipus zijn nooit gevonden, maar een basale versie ervan werd tot voor kort gebruikt door de Miao stam in het zuidwesten van het land.]
Iedere provincie had zijn eigen systeem, maar de 16de-eeuwse mestizo Jesuït, Blas Valera, beweerde dat er in principe twee soorten khipus waren: die voor de boekhouding (vandaag de dag nog steeds in gebruik bij enkele ouderen in de Andes) en de "koninklijke khipu", alleen bekend bij de hofhistorici. Dit systeem was syllabisch, met knopen die veertig meesterwoorden vertegenwoordigden, onderverdeeld in vier groepen: 1) hemellichamen of gebeurtenissen; 2) menselijke figuren; 3) viervoeters; en 4) diverse voorwerpen. Ze konden een khipu ook vertalen naar een systeem van gekleurde stenen op een rechthoekig raster. Toen de Inca koning Atahualpa van Quito zijn halfbroer Huascar van Cusco versloeg in een burgeroorlog, net voor de Spaanse verovering, wiste hij de geschiedenis uit door alle khipu makers van Huascar op te pakken en ze te dwingen hete pepers te eten totdat ze stierven.
De eerste Katholieke priesters lieten hun gebeden vertalen naar khipus, en moedigden de gelovigen aan hun zondes bij te houden in khipu om ze later te bekennen, maar al snel werden khipus door de inquisitie veroordeeld als het werk van de duivel. Bijna honderd jaar na de verovering schreef een chroniqueur: "In de vallei van Xauxa ontmoette ik een oude Indiaan die een bundel khipus droeg, en deze probeerde te verbergen. Toen ik hem ernaar vroeg legde hij uit dat hij deze aan de Inca koning moest geven wanneer deze terugkeerde van de andere wereld, deze khipus waren een verslag van alles wat er was gebeurd in de vallei tijdens zijn afwezigheid. De corregidor [burgerlijk bewindvoerder] met wie ik reisde verbrandde deze verslagen en strafte de Indiaan.
Quechua, de taal van de Andes, is afgeleid van q'eswa, wat touw betekent. De bewoners van de Andes waren waarschijnlijk de meest geavanceerde wevers ooit; er zijn bepaalde technieken in oude stoffen die niemand heeft kunnen namaken. Het Inca rijk was met elkaar verbonden door een reeks zorgvuldig geknoopte hangbruggen over kloven en afgronden. Tijdens hun meest heilige ceremonie werden mannen en vrouwen die witte veren droegen in rijen opgesteld aan beide zijden van een zeer lange kabel, geweven in vier kleuren—zwart, wit, rood, en geel—met aan het einde een grote bol rode wol. Met de kabel in hun handen betraden ze het stadsplein waar afbeeldingen van de goden stonden, en wandelden of dansten rond en rond totdat ze een enorme spiraal hadden gecreëerd, die ze vervolgens op de grond legden. Eeuwenlang vingen ze vicuñas door staken in een vlakte te plaatsen en ertussen een draad te spannen met op vaste intervallen rode wollen flosjes, waardoor er ruimtes ontstonden waar de dieren door naar binnen konden. De vicuñas traden binnen en, omdat ze zo schuw zijn, durfden de draad niet te breken.
De keizerlijke stad Cusco was opgezet als een gigantische khipu, waarbij de huacas dienden als knopen. En zeer waarschijnlijk gold dit ook voor de heilige vlakte van Nazca. Alle lijnen daar zijn ook gemarkeerd door huacas: in dit geval, steenmannetjes (platte stenen die negentig centimeter hoog zijn opgestapeld) of geografische kenmerken. Nazca was zeker een diagram; het had ook een tekst kunnen zijn. Cusco omvatte letterlijk en werd geordend door zijn eigen beschrijving: het werd beheerst door schrijven. In Nazca, verstoken van levensvormen, was pure beschrijving: de wereld veranderd in schrift, de vlakte als een pagina.
Welke ceremonies speelden zich hier af? Allereerst het maken van de lijnen, een heilige taak die waarschijnlijk verdeeld werd onder de verschillende sociale groepen—er bestaan parallellen hedendaagse praktijken in de Andes—die dan misschien bijeenkwamen voor verdere riten op de nieuw geveegde "pleinen" van de rechthoeken en trapeziums. Ten tweede, een rituele vernieling van aardewerk—de vlakte is bezaaid met scherven—zoals de 'potlatch'[1] ceremonies die zich overal in de Amerika's voordoen: de uiting van macht door het vernietigen van eigen bezit. Ten derde, een rituele wandeling of dans langs de lijnen, zoals de Inca's deden, en wat sommige groepen nog steeds doen. Zelfs de zoömorfe afbeeldingen zijn gemaakt met een enkele, doorlopende lijn die zichzelf nooit kruist, wat suggereert dat deze bedoeld was om bereist te worden, een "weg" die gevolgd moet worden. Men ervoer de walvisheid van de walvis door de walvis te bewandelen.
Niemand werd daar begraven. De lijnen, hoewel ze misschien geschiedenis bevatten of de doden eren, waren een verklaring, of misschien een viering, van de bekende wereld. Voor de latere Nazca-bevolking waren ze een heilige wandeling door de dingen zoals ze zijn: het stromen van water en het stromen van tijd, de hiërarchie van sociale groepen, en het verdelen en onderhouden van irrigatierechten en landbouwvoorraden. De goden die van bovenaf toekijken en van onderaf water sturen, de beweging van de sterren, de oude afstamming, de liederen en verhalen. En ze waren ook een eerbetoon aan de onbekende wereld: veel lijnen gaan verder door dan wat zichtbaar is vanaf hun startpunt, en het is opmerkelijk dat geen enkele lijn wijst naar het meest opvallende kenmerk van het landschap: een berg die nog steeds heilig is, genaamd Cerro Blanco. In de taal van Nazca was de berg een woord dat niet uitgesproken kon worden.
Dat er zoveel uitspreidende centra op de vlakte zijn komt waarschijnlijk omdat verschillende centra betrekking hadden op, en gebruikt werden in, verschillende jaren. Na verloop van tijd werden de lichte stenen weer donker door het woestijnvernis, maar alleen al door er op te lopen of te dansen zou ze hebben opgefrist, waardoor ze weer helder werden. William Carlos Williams zei: "Een nieuwe lijn is een nieuwe geest."
An Elemental Thing van Eliot Weinberger is een verzameling van essays die de wereldgeschiedenis, culturele fenomenen en taalkundige structuren verkent, waarbij het idee van 'elementaliteit' centraal staat. Het boek werd op 17 mei 2007 gepubliceerd door New Directions. Met toestemming van de auteur presenteren we hier onze Nederlandse vertaling van Chapter 19: The Desert Music: South. Met dank aan Annabelle Binnerts voor het proeflezen.
door Eliot Weinberger
Vijfentachtig vierkante mijl regenloos maanlandschap van de Zuid-Peruaanse woestijn zijn met lijnen bedekt. Nazca is een palimpsest, een gedeeltelijk uitgewist krijtbord gemarkeerd met rechte lijnen en spiralen; uitgestrekte trapezia, rechthoeken en afgekapte driehoeken; en, in een uithoek van de vlakte, enorme afbeeldingen van vogels, vissen, apen, walvissen, insecten, bloemen. Zeshonderd mijl aan lijnen is nog zichtbaar; oorspronkelijk waren er mogelijk twee keer zoveel. De langste is vier-en-een-halve mijl; de gemiddelde lengte is een mijl. De grootste afbeelding alleen al beslaat zevenendertig hectare.
Ze werden gecreëerd door het "woestijnvernis", een donkere geoxideerde korst, te opbreken en weg te vegen om zo het lichtere gesteente eronder bloot te leggen. Duizend tot tweeduizend jaar geleden werd op deze manier ongeveer 1600 hectare vrijgemaakt door een beschaving of beschavingen die tegenwoordig bekendstaan als Nasca (met een "s"), en waarvan verder weinig is overgebleven.
Ephraim Squier wist nooit van Nazca; de Spanjaarden hadden de lijnen nooit opgemerkt. In de jaren 1920 werden ze opnieuw ontdekt toen vliegtuigen over Peru en Chili begonnen te vliegen, en sindsdien is het altijd aangenomen dat ze het beste vanuit de lucht te zien zijn, of zelfs daarvoor bedoeld zijn. In de jaren 1970 kwamen ze in algemene bewustzijn door een bestseller genaamd Chariots of the Gods, die stelde dat bijna alle menselijke prestaties uit het verre verleden verricht of aangestuurd werden door buitenaardse wezens. De Nazca afbeeldingen markeerden landingsplaatsen voor ruimteschepen, de lijnen waren landingsbanen, alsof ruimteschepen die nodig hebben.
De vlakte weerspiegelt iemands eigen fixaties. Astronomen en archeo-astronomen geloofden dat de lijnen strikt gericht zijn op de sterren. Alexander Thom, en ingenieur die bekend staat om zijn werk bij Stonehenge, zag ze vooral als een technisch meesterwerk. Maria Reiche, een wiskundige die in 1932 arriveerde en zichzelf tot beschermer benoemde—een Duitse vrouw vergelijkbaar met "Om Seti" in Luxor of Getrude Blom onder de Lacandón—geloofde dat de zoömorfe afbeeldingen een esoterische geometrie bevatten; een theorie vergelijkbaar met die van de Piramide van Cheops. Een archeoloog dacht dat de lijnen bedoeld waren als renbanen voor een soort Olympische spelen in de Andes, compleet met teamshirts en hoofddeksels waarvan hij afbeeldingen vond op aardewerk. Een ander zag ze als een grootschalig werkgelegenheidsproject van de regering ten tijde van economische krimp. Anderen dachten dat de vlakte een begraafplaats was, en een plek voor ceremonies ter ere van de doden. In de jaren 1970 claimden landschapskunstenaars Nazca als een verwant voorouderlijk project en beschouwden het als een creatie die voornamelijk esthetisch was. Archeologen en etnografen hebben recentelijk een gedetailleerde inventarisatie van de vlakte afgerond. Ze gebruiken kennis van andere Andes-culturen, voornamelijk de Inca's, die in detail werden beschreven door de vroege veroveraars, maar ook door modernere groepen—om de betekenis van Nazca te extrapoleren. Hun theorieën zijn nog vreemder omdat ze zo aannemelijk zijn.
De riviervalleien die grenzen aan Nazca zijn al duizenden jaren bewoond, maar niemand heeft ooit op de vlakte zelf gewoond. Voor tenminste duizend jaar was het puur en alleen een heilige plek, bestemd voor ceremoniën. [En als heilige plek, zou uniek kunnen zijn: anders dan de grotten of kivas die naar de onderwereld leidden; de stupas die een ruimte definieerden die niet betreden kon worden maar alleen omcirkeld; of de kerken, piramiden en tempels die naar de hemel reikten; Nazca was een tweedimensionale ruimte, een horizon tussen de goden van de aarde en de hemel.] Blijkbaar veranderde de aard van deze ceremonies: de afbeeldingen van dieren en planten zijn veel ouder, en mogelijk het werk van een andere beschaving; de lijnen zijn de sporen van een meer ontwikkelde samenleving.
De lijnen zelf zijn geordend: ze zijn bijna allemaal verbonden met tweeënzestig uitspreidende centra. Een aantal zijn inderdaad astronomisch, en wijzen naar de zon tijdens de zonnewendes, de heldere sterren Alpha en Beta Centauri (door de Inca's de "Ogen van de Lama" genoemd), het Zuiderkruis, en de Plejaden ("Het Magazijn"). Alle uitspreidende centra bevinden zich nabij water, en de richting van de lijnen komt overeen met de oriëntatie van de waterstroom. In het midden van de vlakte, waar plotseling water uit de grond komt, bouwden de Nazcanen een stad die alleen voor bedevaarten werd gebruikt, en de rest van het jaar verlaten was. De naam ervan was Cahuachi, in Quechua betekent qhawachi "laat ze zien."
Wat de mensen, en misschien de goden boven en beneden, moesten zien was een kaart van hun wereld. Er lijkt geen twijfel te bestaan dat de uitspreidende centra verbonden zijn met het ceque systeem, beoefend door de Inca's, en voor het eerst beschreven door Pedro de Cieza de León, een voetsoldaat die vijftien jaar na Pizarro in Peru arriveerde, en recentelijk ontcijferd door R.T. Zuidema. Zoals zoveel beschavingen beschouwden de Inca's zichzelf als het centrum van het universum: de naam voor hun land was het Land van de Vier Kwartieren, Tawantinsuyu. Maar in tegenstelling tot andere beschavingen ontwierpen de Inca's een complexe kosmische en sociale organisatie gebaseerd op die centraliteit. Vanaf de Tempel van de Zon in hun hoofdstad, Cusco, liepen eenenveertig ceques in perfect rechte lijnen die alle geografische obstakels negeren. Van wat we weten over deze lijnen, is dat ze naar astronomische fenomenen wijzen als een soort horizonkalender, ze verdeelden de stad op in verschillende sociale en verwante groepen, verdeelden waterrechten, en—de vergelijking met de Songlines van de Australische Aboriginals is onvermijdelijk—volgden de geschiedenis van de overdracht en heerschappij van de goden tot aan de Inca koningen, en bevatten misschien nog andere verhalen. Quechua-mondelinge vertellingen beginnen nog steeds vaak met het plaatsen van de handeling op een specifieke plek, waarvan de relatie tot andere plaatsen gedetailleerd wordt beschreven.
Bovendien werden de éénenveertig ceque lijnen gepunctueerd met 328 huacas: heilige bakens die natuurlijk (grotten, bergtoppen, beken) of kunstmatig (stapels stenen, tombes, tempels) waren. Deze combinatie van lijnen en bakens bootst één van de vormen van het Andesschrift na: de khipu. Khipus waren een reeks touwen die ofwel aan een stuk hout hingen, of vanuit een dikkere lus uitstraalden. Deze bontgekleurde touwen waren op ontelbare manieren verstrengeld, elk gemarkeerd met verschillende knopen, verspreid over de ervan. Dit alles kon gelezen worden. Khipus werden niet alleen gebruikt voor het bijhouden van voorraden, rekeningen en tellingen, ze waren een compleet schrijfsysteem, een opslagsysteem voor liederen en geschiedenis. Een van de eerste Spanjaarden in Peru merkte op dat hij "het niet zou hebben geloofd als hij het niet gezien had, dat je met draden en knopen wetten en statuten kon vastleggen." [Een zeer vroeg commentaar op de I Ching bevat een opmerkelijke zin: "In primitieve tijden knoopten mensen touwen om te regeren." En in een Chinese tombe uit de tweede eeuw bevindt zich een reliëf van de voorouder-god Fu Hsi en zijn zus-gezel Nu Kua met een winkelhaak en een gepersonifieerde khipu in hun handen. De inscriptie luidt: "De draak-gevormde Fu Hsi stelde eerst een koninklijk bewind in, tekende de acht trigrammen en bedacht de geknoopte koorden om iedereen binnen de vier zeeën te regeren." Oude Chinese khipus zijn nooit gevonden, maar een basale versie ervan werd tot voor kort gebruikt door de Miao stam in het zuidwesten van het land.]
Iedere provincie had zijn eigen systeem, maar de 16de-eeuwse mestizo Jesuït, Blas Valera, beweerde dat er in principe twee soorten khipus waren: die voor de boekhouding (vandaag de dag nog steeds in gebruik bij enkele ouderen in de Andes) en de "koninklijke khipu", alleen bekend bij de hofhistorici. Dit systeem was syllabisch, met knopen die veertig meesterwoorden vertegenwoordigden, onderverdeeld in vier groepen: 1) hemellichamen of gebeurtenissen; 2) menselijke figuren; 3) viervoeters; en 4) diverse voorwerpen. Ze konden een khipu ook vertalen naar een systeem van gekleurde stenen op een rechthoekig raster. Toen de Inca koning Atahualpa van Quito zijn halfbroer Huascar van Cusco versloeg in een burgeroorlog, net voor de Spaanse verovering, wiste hij de geschiedenis uit door alle khipu makers van Huascar op te pakken en ze te dwingen hete pepers te eten totdat ze stierven.
De eerste Katholieke priesters lieten hun gebeden vertalen naar khipus, en moedigden de gelovigen aan hun zondes bij te houden in khipu om ze later te bekennen, maar al snel werden khipus door de inquisitie veroordeeld als het werk van de duivel. Bijna honderd jaar na de verovering schreef een chroniqueur: "In de vallei van Xauxa ontmoette ik een oude Indiaan die een bundel khipus droeg, en deze probeerde te verbergen. Toen ik hem ernaar vroeg legde hij uit dat hij deze aan de Inca koning moest geven wanneer deze terugkeerde van de andere wereld, deze khipus waren een verslag van alles wat er was gebeurd in de vallei tijdens zijn afwezigheid. De corregidor [burgerlijk bewindvoerder] met wie ik reisde verbrandde deze verslagen en strafte de Indiaan.
Quechua, de taal van de Andes, is afgeleid van q'eswa, wat touw betekent. De bewoners van de Andes waren waarschijnlijk de meest geavanceerde wevers ooit; er zijn bepaalde technieken in oude stoffen die niemand heeft kunnen namaken. Het Inca rijk was met elkaar verbonden door een reeks zorgvuldig geknoopte hangbruggen over kloven en afgronden. Tijdens hun meest heilige ceremonie werden mannen en vrouwen die witte veren droegen in rijen opgesteld aan beide zijden van een zeer lange kabel, geweven in vier kleuren—zwart, wit, rood, en geel—met aan het einde een grote bol rode wol. Met de kabel in hun handen betraden ze het stadsplein waar afbeeldingen van de goden stonden, en wandelden of dansten rond en rond totdat ze een enorme spiraal hadden gecreëerd, die ze vervolgens op de grond legden. Eeuwenlang vingen ze vicuñas door staken in een vlakte te plaatsen en ertussen een draad te spannen met op vaste intervallen rode wollen flosjes, waardoor er ruimtes ontstonden waar de dieren door naar binnen konden. De vicuñas traden binnen en, omdat ze zo schuw zijn, durfden de draad niet te breken.
De keizerlijke stad Cusco was opgezet als een gigantische khipu, waarbij de huacas dienden als knopen. En zeer waarschijnlijk gold dit ook voor de heilige vlakte van Nazca. Alle lijnen daar zijn ook gemarkeerd door huacas: in dit geval, steenmannetjes (platte stenen die negentig centimeter hoog zijn opgestapeld) of geografische kenmerken. Nazca was zeker een diagram; het had ook een tekst kunnen zijn. Cusco omvatte letterlijk en werd geordend door zijn eigen beschrijving: het werd beheerst door schrijven. In Nazca, verstoken van levensvormen, was pure beschrijving: de wereld veranderd in schrift, de vlakte als een pagina.
Welke ceremonies speelden zich hier af? Allereerst het maken van de lijnen, een heilige taak die waarschijnlijk verdeeld werd onder de verschillende sociale groepen—er bestaan parallellen hedendaagse praktijken in de Andes—die dan misschien bijeenkwamen voor verdere riten op de nieuw geveegde "pleinen" van de rechthoeken en trapeziums. Ten tweede, een rituele vernieling van aardewerk—de vlakte is bezaaid met scherven—zoals de 'potlatch'[1] ceremonies die zich overal in de Amerika's voordoen: de uiting van macht door het vernietigen van eigen bezit. Ten derde, een rituele wandeling of dans langs de lijnen, zoals de Inca's deden, en wat sommige groepen nog steeds doen. Zelfs de zoömorfe afbeeldingen zijn gemaakt met een enkele, doorlopende lijn die zichzelf nooit kruist, wat suggereert dat deze bedoeld was om bereist te worden, een "weg" die gevolgd moet worden. Men ervoer de walvisheid van de walvis door de walvis te bewandelen.
Niemand werd daar begraven. De lijnen, hoewel ze misschien geschiedenis bevatten of de doden eren, waren een verklaring, of misschien een viering, van de bekende wereld. Voor de latere Nazca-bevolking waren ze een heilige wandeling door de dingen zoals ze zijn: het stromen van water en het stromen van tijd, de hiërarchie van sociale groepen, en het verdelen en onderhouden van irrigatierechten en landbouwvoorraden. De goden die van bovenaf toekijken en van onderaf water sturen, de beweging van de sterren, de oude afstamming, de liederen en verhalen. En ze waren ook een eerbetoon aan de onbekende wereld: veel lijnen gaan verder door dan wat zichtbaar is vanaf hun startpunt, en het is opmerkelijk dat geen enkele lijn wijst naar het meest opvallende kenmerk van het landschap: een berg die nog steeds heilig is, genaamd Cerro Blanco. In de taal van Nazca was de berg een woord dat niet uitgesproken kon worden.
Dat er zoveel uitspreidende centra op de vlakte zijn komt waarschijnlijk omdat verschillende centra betrekking hadden op, en gebruikt werden in, verschillende jaren. Na verloop van tijd werden de lichte stenen weer donker door het woestijnvernis, maar alleen al door er op te lopen of te dansen zou ze hebben opgefrist, waardoor ze weer helder werden. William Carlos Williams zei: "Een nieuwe lijn is een nieuwe geest."
© 2023 kilo Translations
© 2023 kilo Translations