Direct nadat Itziar Okariz wakker wordt noteert ze snel haar herinnering aan haar dromen. Vaak zijn dit verhalen, maar soms ook losse beelden of indrukken. Sueños, uitgegeven door Caniche in 2022, is een bundeling van haar dromen sinds 2013. Met toestemming van de auteur en de uitgever presenteren we hier de dromen uit 2015. Met dank aan Willem Knaap voor het proeflezen.
door Itziar Okariz
2015
3 januari
Een kleine schildpad in een terrarium, ik denk dat die misschien weg zal rennen.
4 januari
Idoia in een ziekenhuis, ik ga naar haar toe maar ze slaapt, ze slaapt diep. Ik kijk naar haar, zij is de enige die slaapt, en juist als ik wil gaan opent ze haar ogen.
8 januari
Een Mexicaanse markt, een groep vrienden, Ibon is er, hij houdt Conan, mijn kat, tegen zijn borst, ze is woest, toch heeft hij haar opgepakt. Zon en schaduwen tussen de gekleurde zonvlagen.
22 januari
Sergio, in paniek, roept: "Itziar!" Zijn te grote bruine trui.
24 januari
Een tentoonstelling van mij.
29 januari
Mijn moeder en een oud vrouwtje die ze Trini noemt, maar die in werkelijkheid Mevrouw Satur is, onze buurvrouw, onze stokoude buurvrouw, behendig, klein, donker. Zij is de actrice die de doofstomme kok speelt in Murder by Death. Ik verontschuldig me voor haar. Er zijn arcadebogen die me aan een kerk doen denken, ze herinneren me aan de klokkentoren uit Vertigo, we lopen met zijn drieën tussen de stenen en kalkstenen arcaden door. Het oude vrouwtje lijkt te willen vertrekken.
4 februari
Idoia, een ziekenhuis, ze praat niet met me.
9 februari
Mijn vader leert me iets bijzonders te koken, als een kleine sculptuur, hij is tevreden.
11 februari, woensdag
Hoop stront/dikke shit.
15 februari
P op een bed gemaakt op een plank, als in een loft. Het is het bovenste deel van een lage kast.
Ik wil niet dat IEMAND me ziet; ik weet niet of het mijn dochter is, mijn zus of ikzelf, mijn jonge moeder?
23 februari, maandag
Iemand vraagt me, "Wat is er met je?" "Niets."
28 februari
De praktijkruimte van mijn osteopaat, een trek-en-duw spel met hem. Iets gaat niet. Hij geeft Sergio wat papieren. Aan mij geeft hij die van iemand anders en neemt ze vervolgens weer weg. S zegt niets, ik zeg wel wat. Balier wordt vreselijk boos. Hij zegt dat ik hem niet zie, en ik vraag hem of hij mij wel ziet. Ik ben ook erg boos. Hij wil niet naar me luisteren, en gaat zijn praktijkruimte in. Ik kan niet naar binnen. Ik kan niet praten en ik ben woedend, ik begin me aan te kleden. S doet een poging, maar durft niet, bang voor zijn toorn.
8 maart
Naast het strand, wind. Ik pak de handtas van mijn zus en open het buitenvak. Er zit tabak in, het is gevuld met haar spullen, mijn spullen passen er niet in, het stemt me erg verdrietig.
18 maart, woensdag
Een hotel. Met S in bed. Hij[1] ligt op de vloer en ik raak zijn borst aan, ik weet niet of hij niet vastgebonden is, hij zegt iets met een glimlach. Buiten roepen ze ons.
19 maart, donderdag
Mijn kinderkamer, een jongen kruipt in mijn bed, hij vertelt me dingen, ik ben een beetje nerveus. Mijn vader in de keuken zegt tegen me, "Je hebt een jongen meegebracht." De jongen probeert het ontbijt te maken, roereieren die aanbakken. Mijn vader helpt hem, neemt de koekenpan af en geeft uitleg.
28 maart
Een haai, in een aquarium dat aan de muur bevestigd is, zwemt rondjes. In de beperkte ruimte lijkt hij gevaarlijk.
Een haai aan de kustlijn nadert, ik heb een wond aan mijn vinger, iemand vraagt of er iemand is die bloed. "Ik!" Ik kom uit het water. De rest blijft duiken en kijkt ernaar.
Een piepklein aquarium, ik vind het karkas van een piepkleine haai en begraaf het.
2 april
Met Iñaki. Hij praat niet, hij zegt "SHSSSSSSS," geïrriteerd door iets dat met MX te maken heeft.
5 april
Gehuil in de verte, een meisje? Buiten, nacht. Ik loop naar het geluid toe, ik loop naar een halfdoorzichtig interieur. Ik vraag me af of ze is gevallen, ik maak me zorgen.
Met een groep vrienden, ik denk aan het Engelse woord colleagues,[2] in een bar, aan het drinken. Estíbaliz en Marta. Ik wil iets drinken, maar het is iemands beurt om te trakteren. Esti zegt, "Ga zitten."
8 april
Op een afstand, enkele mensen en, op de achtergrond, een erg jonge vrouw, bevroren, gestorven. Een lijk van ijs. Een frontaal beeld vanaf de taille omhoog, en angst.
9 april
Conan poept op de vloer, ze kan niet bij de kattenbak komen. De deur zit dicht. Insectenverdelger in mijn moeders huis. Gang, kamers, Izar, Sergio, anderen... Ik arriveer.
Het gerinkel van de telefoon irriteert me.
Ik zweef in de lucht, in een doorzichtige kabelbaan, hangend, iemand zegt tegen me, "Je hebt alcohol nodig."
10 april
Mijn vaders auto, een Suzuki. M en ik duwen de auto terwijl we proberen een rivier over te steken. Er liggen zoveel stenen die obstakels vormen waardoor de auto nauwelijks vooruitkomt. Mijn vader helpt ons, leidt ons, we duwen met grote moeite tot hij struikelt, we verliezen de controle en het loopt uit de hand. De auto hangt bijna aan de rand van de afgrond. M wil de auto in gaan om hem te redden, ik zeg haar dat ik er niet in ga, over mijn lijk, en ik realiseer me direct de betekenis van mijn woorden met de auto die op het punt staat te vallen.
14 april
Somberheid, een theater, iemand praat tegen me over dromen, over voorgevoelens.
15 april
Een boekenwinkel, afdalend via een trap uit een spookhuis. Groen en zwartduister. De trap grijpt me, klemt mijn handen vast, ik verlies mijn evenwicht en beweeg zittend naar voren, met het tactiele, fysieke gevoel van de vloer, de wind.
Een boek, een uil gemaakt van vierkant stuk papier, een drie dimensionaal knutselwerk.
5 mei
Het huis in Donostia, zonlicht tussen de ramen en de lucht en zee en het hete asfalt van de zomer.
9 mei
De print op het T-shirt van mijn zus, versleten katoen, zacht. Wat kinderlijke tekeningen met groene en rode lijnen op een erg doffe gele achtergrond.
12 mei
Nacht, twee boten naast elkaar, mijn dochter en ik sluipen ongemerkt één van hen binnen, leeg. We horen een groep mensen binnenkomen en verschuilen ons achter een grijze cabine, in het donker luisteren naar stemmen en de zee; we merken dat de boot met volle snelheid vaart, het water spat op. Ik vraag me af waar de boot heen gaat, of we ontdekt zullen worden, en of we ongezien weg kunnen komen.
16 mei
Schemerige gangen, clubverlichting, ik beweeg naar voren terwijl ik iemands hand vasthoud.
*****
2015
1 juni
Een wens doen bij Pitita thuis, in de keuken. Ik maak ontbijt en wacht. Azul en Pitita lopen tussen de stoel en de muur door en Azul corrigeert me.
In de regen pakken we een kleine bank en plaatsen deze dicht bij een deur. Onder de luifel, beschut tegen de regen, zitten we bovenop elkaar, we worden net niet nat. Het is een gebruikte bank van donkergroen skai. Ik weet niet of ik met mijn zus of mijn dochter ben.
2 juni, dinsdag
New York, mijn huis, maar het was niet mijn huis. Een benedenwoning, oud, met honderden lagen witte verf. De ramen kijken uit op de straat in Greenpoint. Het regent. Sergio is chagrijnig. Izar. Straat- en verkeersgeluiden.
3 juni, woensdag
Voor de etalage, aan de overkant van de straat, bespiedt Ramon mij vanuit zijn schuilplaats. Binnen in een busstation, onder het flikkerende licht van de tl-buizen. We wachten en stappen vervolgens in een schoolbus met de kinderen. Ik neem plaats op een kleine stoel terwijl de bus al vertrokken is. Onderweg. Door het raam zie ik ooievaars over een brede rivier vliegen. Ze hebben hun nest en een ei aan hun poten hangen, het lijkt alsof ze aan het verhuizen zijn.
[Voorgevoel]
5 juni
"EMEEEEEEEEEEEERRRR...". Een gil. NEE, een stem in mijn gedachten.
Ik wissel van plaats met een meisje: "Hier. Nee. Hier. Zo. Nee..."
Een puppy. "En... wat als ik die nou eens gooide?"
6 juni
Een plaats als in het Amerikaanse westen. Ik ga iets bestellen aan de bar, enkele prostituees rusten uit op een ronde sofa. Ik ga op de sofa liggen en val in slaap terwijl ik naar hun stemmen luister; het is aangenaam en ik ben vermoeid. Een stem wekt me, fluistert iets in mijn oor wat ik niet begrijp, een jongen spreekt me aan terwijl hij over mijn gezicht en nek strijkt. Ik zeg iets geïrriteerd en vertrek.
Ik begeef me naar een Boeddhistische tempel. De ruimte is helder, met zacht licht en warme kleuren. Ik neem deel aan een gezongen yogales, de lichamen bewegen synchroon als een enkel organisme. Ze lijken op een snelle en behendige Chinese draak. Een monnik geeft me een prachtig boek van hemelsblauwe zijde, geborduurd met kindertekeningen. Susan, een oud-klasgenote van de yogaschool, toont me foto's op haar telefoon. Ik huur een kamer in de tempel en de jongen, bijna een kind, die me eerder naar me had gefluisterd, verschijnt. Hij praat met de monnik en zijn gezicht straalt; hij biedt zijn excuses aan.
Om de deur naar de kamer te openen moet je een houten sleutel in de vorm van een kraan in een puzzelachtige uitsparing in de muur steken; het doet me denken aan een penis. De kamer is verlicht met het licht van een zomerse ochtend en heeft witgekalkte muren, met het bed in het midden. Het doet me denken aan het huis van Nana in Ibiza.
9 juni, dinsdag
Kleding, ik kleed me aan voor een performance.
10 juni, woensdag
De gootsteen in Grenoble, close-up van water dat langs het metalen oppervlak stroomt, zonlicht, ik verwijder mijn make-up. Betty en Daphne, Sophy... ze praten tegen me, maar met het lawaai van het stromende water kan ik ze amper verstaan. Ik leerde ze gisteren kennen.
12 juni, vrijdag
Ik tel net als mijn zus. Eén, twee... Ze heeft een kleine baby in een plastic fles die ik met mijn vingers open. Ben ik de baby in de droom? Niemand weet het. Ik voed het met een zachte fles, net een condoom.
14 juni, zondag
Voeten in een rij, beelden van voeten die de één na de ander lopen, en nog één.
Chips dippen in Griekse tzatzikisaus.
*****
2015
11 september
Het geluid van een telefoon, ik haast me om deze te vinden.
13 september
Achter in een nachtclub, ik dans en zie Iñaki bij de bar staan met een meisje. Ik loop naar ze toe en ze draait zich om, ze is mijn zus. Ze praat tegen me alsof ze iemand anders is. Het kan haar niet zijn, ze is dood, maar we blijven praten. Ze is dun en haar gezicht ziet er slecht uit. Ik kijk haar intens aan.
Ik richt mijn ogen op Iñaki en vraag om een uitleg; hij haalt zijn schouders op.
16 september
Een doorsnee moeder, ben ik dat? Is het mijn moeder? Mijn dochter en Salvador begraven bramen in de aarde, ze verstoppen ze tussen de kleding.
17 september
Straat. Het is Greenpoint, dicht bij huis.
19 september
De stem van Johanna: "Hoeft niet."
23 september
Mensen, donkere en heldere afbeeldingen; het is Kalostra.
Mensen, donkere afbeeldingen
Mensen, donkere afbeeldingen en
Mensen, donkere en heldere afbeeldingen
Mensen, donkere en heldere afbeeldingen; het is
Mensen, donkere en heldere afbeeldingen; het is Kalostra
Mensen, donkere en heldere afbeeldingen; het is
Mensen, donkere afbeeldingen en
Mensen, donkere afbeeldingen
Mensen, afbeeldingen
Mensen
Donkere afbeeldingen, mensen
Donkere afbeeldingen en mensen
Donkere en heldere afbeeldingen, mensen
Donkere en heldere afbeeldingen, het zijn mensen
Donkere en heldere afbeeldingen, het is Kalostra, mensen
Donkere en heldere afbeeldingen, het zijn mensen
Donkere afbeeldingen en mensen
Donkere afbeeldingen, mensen
Afbeeldingen, mensen
26 september
Een hotel, bedden en witte rolluiken, zon. Izar en ik. Sergio arriveert, op de vlucht voor iemand.
"Verstop je in de kast." Geklop op de deur, iemand vraagt naar hem.
28 september
Beelden uit een spionagefilm.
29 september
We gaan op reis, we pakken onze koffers; snijplanken en zagen, hout, scherp staal. Ik neem mijn oude Samsonite koffer mee en vraag mijn moeder om een tas. Ze leent een rode reistas aan me uit die leeg is. Ik vraag me af of ik dit allemaal wel nodig heb voor de tentoonstelling.
Een jongen zijn dode zus. Sergio, slaapwandelend, volgt haar; wij (Izar en ik), volgen hem. Door het landschap, door het platteland, loopt hij richting een afgrond, we grijpen hem vast wanneer hij een gevaarlijk gebied bereikt. Izar, nu slaapwandelend, volgt het kind, het meisje. We roepen haar. Het kind/meisje wil ons naar de afgrond lokken. Ze wordt boos als ze ons terug ziet komen, haalt ons in en pakt boeken in het huis, ze is nu ouder, boos en grappig, ze spreekt niet, ze kan niet gezien worden, ze is een geest. Izar zegt dat ze dacht dat een geest haar ook bang zou maken, maar dat is niet zo.
We pakken de koffers en twee karren vol gereedschap. Ik denk aan hoe ik dit allemaal aan ga pakken en of ze me wel doorlaten.
Felipe, gekleed als kok, staat in een slagerij, leunt tegen de marmeren toonbank. Het is de slagerij naast mijn ouderlijk huis. Hij praat met de slagers en ze helpen ons, hij raakt bevriend met hen. We gaan naar buiten met de kinderen omdat er te veel mensen zijn. Felipe, niet langer in slagerspak, volgt ons. We zijn bij de tweede brug in Donostia. "Ze zullen ons herinneren als we terugkomen," zegt hij.
We gaan met Felipe, Johanna en Salvador, Sergio en Izar. Ik vraag Johanna wat ze heeft meegenomen, wat ze door de controle heeft gekregen, we pakken de koffer uit, Sergio zegt dat ik "dit of dat" niet nodig zal hebben, ik laat de karren achter en ben opgelucht. De reis is voor een tentoonstelling, naar de VS of Mexico.
3 oktober
Een grijze stad, lawaai, duizenden mensen, auto's en vrachtwagens snellen voorbij. Vrachtwagens met kernkoppen, achter elkaar aan. We kopen snoep, ronde pillen, en gummy beertjes.
5 oktober
Ik kies lakens in een winkel die er propvol mee ligt. Witte, geborduurde lakens op de lage schappen. Vermoed ik. Ik vraag om katoen, in effen kleuren, zacht.
6 oktober
Ik wandel in een trein, gezichten.
7 oktober
Een kerk, een gevoel van bloederige relikwieën.
9 oktober
Drie posters op de muur van de aangrenzende kamer. Ze zijn enorm, ongeveer drieënhalf bij drie meter. De eerste twee zijn lijntekeningen, zwart-wit, haast krabbels. De derde is een geometrische massa van grijzen en witten.
15 oktober
Het blad van een houten deur, gewichtsloos, in zijn eigen kozijn, ook los van de muur waar het in hangt.
18 oktober
Een treinstation, metrostation, een feest, een hipster, ruig type, vet, met warrig haar; we verstoppen ons apart van de rest en hij kust me en ik kus hem en hij geniet ervan en zegt "mmm..." en dan gehaast, "Je mist je trein!" Ik ren terug en probeer het station binnen te komen maar mijn kaart werkt niet, ik spring over de poortjes en weet binnen te komen en de wagon in te gaan.
19 oktober
Een ravijn uit een cowboyfilm. S en ik slapen in de spleet van een rots, alsof het een stenen slaapzak is. Er zijn coyotes, een spoor van keutels loopt naar ons toe. Terwijl we slapen, komen ze dichterbij om ons te besnuffelen. Ze raken ons niet aan.
Iemand komt dichterbij, kijkt, doet ons niets, maar kijkt.
20 oktober
In de studio ligt een spoor bloed op de grond, iemand is binnengekomen terwijl ik nergens bewust van was. Er zijn werklui die vertrekken. Gestrooid zout of erg wit kalk bedekt het bloed. Ik hoor iemand binnen, ik vlucht naar beneden de trap af, bijna vliegend, vastklampend aan de leuning met één hand.
De bijna-spiraalvormige trap, de achtervolger, een vampier
[Terugkerend]
Iemand komt dichterbij, kijkt, doet ons niets, maar kijkt.
24 oktober
Nacht, we komen terug van een feest in een kelder, een plek die bekend is maar alleen in de droom, niet in de realiteit; we vervolgen het feest op een eerste verdieping, met bomen eronder; het is een massa van dansende lichamen, zachte verlichting, harde muziek, rood, en opgemaakte gezichten, iedereen bekend. Een jongen komt dichterbij met zijn telefoon en toont ons foto's, angstig: iemand heeft me gevolgd. Het heden van het feest verschuift naar een toekomst met Jon Mikel en Sergio die beelden op de telefoon bekijken. De eerste foto toont een donker gezicht en de tweede een video van iemand die mij observeert, ik weet niet wat hij wil, maar hij is dichtbij. Jon Mikel en Sergio geloven me niet. Jon Mikel zegt dat het werkelijk wordt als ik eraan denk.
Iemand komt dichterbij, kijkt, doet ons niets, maar kijkt.
27 oktober
Drie zeer jonge modellen in bikini’s op een strand, vrijwillig vastgezet, als een heldendaad, aan enorme palen, onder de zon, bewusteloos of gestorven. Het is een moderne kruisiging. Ik ben geschokt en denk aan ijdelheid, aan gewoonten.
28 oktober
In mijn huis zie ik een man wiens huis ingeklemd zit tussen de muren van mijn huis. Hij lijkt te willen observeren? Hij is rond de 40 jaar oud, heeft een zwarte pony, uitdrukkingsloos, dun.
31 oktober
Ik heb niet gedroomd. (Ik sliep diep, in het huis van Esperanza en Rafa, de geur van een dorp).
1 november
Ik pik een jongen op, een ex-vriendje, hij draagt een karatepak, en daarachter verschijnen Álvaro, ook in uniform en met een tas, en Luis, mijn jeugdvriendje. Ik stel voor iets te gaan drinken maar het is vreemd, Luis begint aan een technische reparatie in een armoedige zoals een verlopen stationsrestauratie, en eindelijk in een houten compartiment waar we nauwelijks in passen. We voelen ons allemaal ongemakkelijk.
Álvaro en ik stappen in de bus. Ik realiseer me dat ik mijn koffer kwijt ben geraakt, de chauffeur verkoopt me twee kaartjes en zet me terug bij de halte, ik zoek onder de stoelen, controleer elke koffer. Het lijkt op het station van de kabelbaan die naar de kermis van Igueldo in Donostia gaat.
4 november
Een enorme waterstraal komt als een golf uit de cirkel die de deur van de wasmachine is.
18 november
Samen met mijn yogalerares, sterk en mollig, sexy. We dragen rubberlaarzen, zwempakken en badjassen. Mist, vochtig, modder, nacht. Een donker stenen zwembad, we gaan het oversteken, ik weet niet of we zwemmen of bij de rand langs gaan.
25 november
Het haar over haar gezicht, ik strijk het weg met mijn hand.
[Terugkerend]
27 november
In de bus met A, ze vraagt me om naar haar toe te komen, ik probeer het maar verschillende mensen staan tegelijkertijd op. Ik kom er amper doorheen maar het lukt me toch.
4 december
Een man met een munt zegt, "Kop, munt of medaille?" tegen me. Ik begrijp: "Kop, staart, of zijkant?"
7 december
Een man met een lange baard.
8 december
Paarden. Ik stap op en probeer te draven. Sergio klimt achterop en we galopperen. We doorkruizen het bos, springen over een klif en zweven in de lucht.
15 december
Het gezicht, frontaal, ze kijkt recht in mijn ogen, blauw, haar ogen, erg licht.
Een mannelijke goochelaar en een vrouwelijke, de vrouwelijke stuurt het lichaam van de man, die ik ben. Hij wil (ik wil) neuken. "Ja, maar niet voor het publiek," en ik trek me terug achter het theatergordijn.
18 december
Turrón kopen in een winkel. Ze vergissen zich en geven me rozenkoekjes met poedersuiker.
28 december
Ik draag een rok met sleep en sta op een bank terwijl we proberen de stof in een specifieke positie proberen te krijgen. De rok spreidt zich achter mij als een landschap en ik draag stukken spaanplaat aan mijn voeten. Het is crèmekleurig als boekenplanken.
Noten
[1] Itziar laat vaak het geslacht van personages die in haar dromen verschijnen weg door het voornaamwoord weg te laten, wat gebruikelijk is in het Spaans. Dit vormt echter een probleem bij het vertalen, omdat in het Nederlands het persoonlijk voornaamwoord nodig is om een zin te vormen. Soms hebben we het geslacht afgeleid uit de context van de droom en soms moesten we het verzinnen, intuïtief, naar wat we ons voorstelden bij het lezen van Itziars dromen. (Vertalersnoot) ↩
[2] Hier gebruikt Itziar het Spaanse woord “colegas”, een informele term voor een groep vrienden. (Vertalersnoot) ↩
Direct nadat Itziar Okariz wakker wordt noteert ze snel haar herinnering aan haar dromen. Vaak zijn dit verhalen, maar soms ook losse beelden of indrukken. Sueños, uitgegeven door Caniche in 2022, is een bundeling van haar dromen sinds 2013. Met toestemming van de auteur en de uitgever presenteren we hier de dromen uit 2015. Met dank aan Willem Knaap voor het proeflezen.
door Itziar Okariz
2015
3 januari
Een kleine schildpad in een terrarium, ik denk dat die misschien weg zal rennen.
4 januari
Idoia in een ziekenhuis, ik ga naar haar toe maar ze slaapt, ze slaapt diep. Ik kijk naar haar, zij is de enige die slaapt, en juist als ik wil gaan opent ze haar ogen.
8 januari
Een Mexicaanse markt, een groep vrienden, Ibon is er, hij houdt Conan, mijn kat, tegen zijn borst, ze is woest, toch heeft hij haar opgepakt. Zon en schaduwen tussen de gekleurde zonvlagen.
22 januari
Sergio, in paniek, roept: "Itziar!" Zijn te grote bruine trui.
24 januari
Een tentoonstelling van mij.
29 januari
Mijn moeder en een oud vrouwtje die ze Trini noemt, maar die in werkelijkheid Mevrouw Satur is, onze buurvrouw, onze stokoude buurvrouw, behendig, klein, donker. Zij is de actrice die de doofstomme kok speelt in Murder by Death. Ik verontschuldig me voor haar. Er zijn arcadebogen die me aan een kerk doen denken, ze herinneren me aan de klokkentoren uit Vertigo, we lopen met zijn drieën tussen de stenen en kalkstenen arcaden door. Het oude vrouwtje lijkt te willen vertrekken.
4 februari
Idoia, een ziekenhuis, ze praat niet met me.
9 februari
Mijn vader leert me iets bijzonders te koken, als een kleine sculptuur, hij is tevreden.
11 februari, woensdag
Hoop stront/dikke shit.
15 februari
P op een bed gemaakt op een plank, als in een loft. Het is het bovenste deel van een lage kast.
Ik wil niet dat IEMAND me ziet; ik weet niet of het mijn dochter is, mijn zus of ikzelf, mijn jonge moeder?
23 februari, maandag
Iemand vraagt me, "Wat is er met je?" "Niets."
28 februari
De praktijkruimte van mijn osteopaat, een trek-en-duw spel met hem. Iets gaat niet. Hij geeft Sergio wat papieren. Aan mij geeft hij die van iemand anders en neemt ze vervolgens weer weg. S zegt niets, ik zeg wel wat. Balier wordt vreselijk boos. Hij zegt dat ik hem niet zie, en ik vraag hem of hij mij wel ziet. Ik ben ook erg boos. Hij wil niet naar me luisteren, en gaat zijn praktijkruimte in. Ik kan niet naar binnen. Ik kan niet praten en ik ben woedend, ik begin me aan te kleden. S doet een poging, maar durft niet, bang voor zijn toorn.
8 maart
Naast het strand, wind. Ik pak de handtas van mijn zus en open het buitenvak. Er zit tabak in, het is gevuld met haar spullen, mijn spullen passen er niet in, het stemt me erg verdrietig.
18 maart, woensdag
Een hotel. Met S in bed. Hij[1] ligt op de vloer en ik raak zijn borst aan, ik weet niet of hij niet vastgebonden is, hij zegt iets met een glimlach. Buiten roepen ze ons.
19 maart, donderdag
Mijn kinderkamer, een jongen kruipt in mijn bed, hij vertelt me dingen, ik ben een beetje nerveus. Mijn vader in de keuken zegt tegen me, "Je hebt een jongen meegebracht." De jongen probeert het ontbijt te maken, roereieren die aanbakken. Mijn vader helpt hem, neemt de koekenpan af en geeft uitleg.
28 maart
Een haai, in een aquarium dat aan de muur bevestigd is, zwemt rondjes. In de beperkte ruimte lijkt hij gevaarlijk.
Een haai aan de kustlijn nadert, ik heb een wond aan mijn vinger, iemand vraagt of er iemand is die bloed. "Ik!" Ik kom uit het water. De rest blijft duiken en kijkt ernaar.
Een piepklein aquarium, ik vind het karkas van een piepkleine haai en begraaf het.
2 april
Met Iñaki. Hij praat niet, hij zegt "SHSSSSSSS," geïrriteerd door iets dat met MX te maken heeft.
5 april
Gehuil in de verte, een meisje? Buiten, nacht. Ik loop naar het geluid toe, ik loop naar een halfdoorzichtig interieur. Ik vraag me af of ze is gevallen, ik maak me zorgen.
Met een groep vrienden, ik denk aan het Engelse woord colleagues,[2] in een bar, aan het drinken. Estíbaliz en Marta. Ik wil iets drinken, maar het is iemands beurt om te trakteren. Esti zegt, "Ga zitten."
8 april
Op een afstand, enkele mensen en, op de achtergrond, een erg jonge vrouw, bevroren, gestorven. Een lijk van ijs. Een frontaal beeld vanaf de taille omhoog, en angst.
9 april
Conan poept op de vloer, ze kan niet bij de kattenbak komen. De deur zit dicht. Insectenverdelger in mijn moeders huis. Gang, kamers, Izar, Sergio, anderen... Ik arriveer.
Het gerinkel van de telefoon irriteert me.
Ik zweef in de lucht, in een doorzichtige kabelbaan, hangend, iemand zegt tegen me, "Je hebt alcohol nodig."
10 april
Mijn vaders auto, een Suzuki. M en ik duwen de auto terwijl we proberen een rivier over te steken. Er liggen zoveel stenen die obstakels vormen waardoor de auto nauwelijks vooruitkomt. Mijn vader helpt ons, leidt ons, we duwen met grote moeite tot hij struikelt, we verliezen de controle en het loopt uit de hand. De auto hangt bijna aan de rand van de afgrond. M wil de auto in gaan om hem te redden, ik zeg haar dat ik er niet in ga, over mijn lijk, en ik realiseer me direct de betekenis van mijn woorden met de auto die op het punt staat te vallen.
14 april
Somberheid, een theater, iemand praat tegen me over dromen, over voorgevoelens.
15 april
Een boekenwinkel, afdalend via een trap uit een spookhuis. Groen en zwartduister. De trap grijpt me, klemt mijn handen vast, ik verlies mijn evenwicht en beweeg zittend naar voren, met het tactiele, fysieke gevoel van de vloer, de wind.
Een boek, een uil gemaakt van vierkant stuk papier, een drie dimensionaal knutselwerk.
5 mei
Het huis in Donostia, zonlicht tussen de ramen en de lucht en zee en het hete asfalt van de zomer.
9 mei
De print op het T-shirt van mijn zus, versleten katoen, zacht. Wat kinderlijke tekeningen met groene en rode lijnen op een erg doffe gele achtergrond.
12 mei
Nacht, twee boten naast elkaar, mijn dochter en ik sluipen ongemerkt één van hen binnen, leeg. We horen een groep mensen binnenkomen en verschuilen ons achter een grijze cabine, in het donker luisteren naar stemmen en de zee; we merken dat de boot met volle snelheid vaart, het water spat op. Ik vraag me af waar de boot heen gaat, of we ontdekt zullen worden, en of we ongezien weg kunnen komen.
16 mei
Schemerige gangen, clubverlichting, ik beweeg naar voren terwijl ik iemands hand vasthoud.
*****
2015
1 juni
Een wens doen bij Pitita thuis, in de keuken. Ik maak ontbijt en wacht. Azul en Pitita lopen tussen de stoel en de muur door en Azul corrigeert me.
In de regen pakken we een kleine bank en plaatsen deze dicht bij een deur. Onder de luifel, beschut tegen de regen, zitten we bovenop elkaar, we worden net niet nat. Het is een gebruikte bank van donkergroen skai. Ik weet niet of ik met mijn zus of mijn dochter ben.
2 juni, dinsdag
New York, mijn huis, maar het was niet mijn huis. Een benedenwoning, oud, met honderden lagen witte verf. De ramen kijken uit op de straat in Greenpoint. Het regent. Sergio is chagrijnig. Izar. Straat- en verkeersgeluiden.
3 juni, woensdag
Voor de etalage, aan de overkant van de straat, bespiedt Ramon mij vanuit zijn schuilplaats. Binnen in een busstation, onder het flikkerende licht van de tl-buizen. We wachten en stappen vervolgens in een schoolbus met de kinderen. Ik neem plaats op een kleine stoel terwijl de bus al vertrokken is. Onderweg. Door het raam zie ik ooievaars over een brede rivier vliegen. Ze hebben hun nest en een ei aan hun poten hangen, het lijkt alsof ze aan het verhuizen zijn.
[Voorgevoel]
5 juni
"EMEEEEEEEEEEEERRRR...". Een gil. NEE, een stem in mijn gedachten.
Ik wissel van plaats met een meisje: "Hier. Nee. Hier. Zo. Nee..."
Een puppy. "En... wat als ik die nou eens gooide?"
6 juni
Een plaats als in het Amerikaanse westen. Ik ga iets bestellen aan de bar, enkele prostituees rusten uit op een ronde sofa. Ik ga op de sofa liggen en val in slaap terwijl ik naar hun stemmen luister; het is aangenaam en ik ben vermoeid. Een stem wekt me, fluistert iets in mijn oor wat ik niet begrijp, een jongen spreekt me aan terwijl hij over mijn gezicht en nek strijkt. Ik zeg iets geïrriteerd en vertrek.
Ik begeef me naar een Boeddhistische tempel. De ruimte is helder, met zacht licht en warme kleuren. Ik neem deel aan een gezongen yogales, de lichamen bewegen synchroon als een enkel organisme. Ze lijken op een snelle en behendige Chinese draak. Een monnik geeft me een prachtig boek van hemelsblauwe zijde, geborduurd met kindertekeningen. Susan, een oud-klasgenote van de yogaschool, toont me foto's op haar telefoon. Ik huur een kamer in de tempel en de jongen, bijna een kind, die me eerder naar me had gefluisterd, verschijnt. Hij praat met de monnik en zijn gezicht straalt; hij biedt zijn excuses aan.
Om de deur naar de kamer te openen moet je een houten sleutel in de vorm van een kraan in een puzzelachtige uitsparing in de muur steken; het doet me denken aan een penis. De kamer is verlicht met het licht van een zomerse ochtend en heeft witgekalkte muren, met het bed in het midden. Het doet me denken aan het huis van Nana in Ibiza.
9 juni, dinsdag
Kleding, ik kleed me aan voor een performance.
10 juni, woensdag
De gootsteen in Grenoble, close-up van water dat langs het metalen oppervlak stroomt, zonlicht, ik verwijder mijn make-up. Betty en Daphne, Sophy... ze praten tegen me, maar met het lawaai van het stromende water kan ik ze amper verstaan. Ik leerde ze gisteren kennen.
12 juni, vrijdag
Ik tel net als mijn zus. Eén, twee... Ze heeft een kleine baby in een plastic fles die ik met mijn vingers open. Ben ik de baby in de droom? Niemand weet het. Ik voed het met een zachte fles, net een condoom.
14 juni, zondag
Voeten in een rij, beelden van voeten die de één na de ander lopen, en nog één.
Chips dippen in Griekse tzatzikisaus.
*****
2015
11 september
Het geluid van een telefoon, ik haast me om deze te vinden.
13 september
Achter in een nachtclub, ik dans en zie Iñaki bij de bar staan met een meisje. Ik loop naar ze toe en ze draait zich om, ze is mijn zus. Ze praat tegen me alsof ze iemand anders is. Het kan haar niet zijn, ze is dood, maar we blijven praten. Ze is dun en haar gezicht ziet er slecht uit. Ik kijk haar intens aan.
Ik richt mijn ogen op Iñaki en vraag om een uitleg; hij haalt zijn schouders op.
16 september
Een doorsnee moeder, ben ik dat? Is het mijn moeder? Mijn dochter en Salvador begraven bramen in de aarde, ze verstoppen ze tussen de kleding.
17 september
Straat. Het is Greenpoint, dicht bij huis.
19 september
De stem van Johanna: "Hoeft niet."
23 september
Mensen, donkere en heldere afbeeldingen; het is Kalostra.
Mensen, donkere afbeeldingen
Mensen, donkere afbeeldingen en
Mensen, donkere en heldere afbeeldingen
Mensen, donkere en heldere afbeeldingen; het is
Mensen, donkere en heldere afbeeldingen; het is Kalostra
Mensen, donkere en heldere afbeeldingen; het is
Mensen, donkere afbeeldingen en
Mensen, donkere afbeeldingen
Mensen, afbeeldingen
Mensen
Donkere afbeeldingen, mensen
Donkere afbeeldingen en mensen
Donkere en heldere afbeeldingen, mensen
Donkere en heldere afbeeldingen, het zijn mensen
Donkere en heldere afbeeldingen, het is Kalostra, mensen
Donkere en heldere afbeeldingen, het zijn mensen
Donkere afbeeldingen en mensen
Donkere afbeeldingen, mensen
Afbeeldingen, mensen
26 september
Een hotel, bedden en witte rolluiken, zon. Izar en ik. Sergio arriveert, op de vlucht voor iemand.
"Verstop je in de kast." Geklop op de deur, iemand vraagt naar hem.
28 september
Beelden uit een spionagefilm.
29 september
We gaan op reis, we pakken onze koffers; snijplanken en zagen, hout, scherp staal. Ik neem mijn oude Samsonite koffer mee en vraag mijn moeder om een tas. Ze leent een rode reistas aan me uit die leeg is. Ik vraag me af of ik dit allemaal wel nodig heb voor de tentoonstelling.
Een jongen zijn dode zus. Sergio, slaapwandelend, volgt haar; wij (Izar en ik), volgen hem. Door het landschap, door het platteland, loopt hij richting een afgrond, we grijpen hem vast wanneer hij een gevaarlijk gebied bereikt. Izar, nu slaapwandelend, volgt het kind, het meisje. We roepen haar. Het kind/meisje wil ons naar de afgrond lokken. Ze wordt boos als ze ons terug ziet komen, haalt ons in en pakt boeken in het huis, ze is nu ouder, boos en grappig, ze spreekt niet, ze kan niet gezien worden, ze is een geest. Izar zegt dat ze dacht dat een geest haar ook bang zou maken, maar dat is niet zo.
We pakken de koffers en twee karren vol gereedschap. Ik denk aan hoe ik dit allemaal aan ga pakken en of ze me wel doorlaten.
Felipe, gekleed als kok, staat in een slagerij, leunt tegen de marmeren toonbank. Het is de slagerij naast mijn ouderlijk huis. Hij praat met de slagers en ze helpen ons, hij raakt bevriend met hen. We gaan naar buiten met de kinderen omdat er te veel mensen zijn. Felipe, niet langer in slagerspak, volgt ons. We zijn bij de tweede brug in Donostia. "Ze zullen ons herinneren als we terugkomen," zegt hij.
We gaan met Felipe, Johanna en Salvador, Sergio en Izar. Ik vraag Johanna wat ze heeft meegenomen, wat ze door de controle heeft gekregen, we pakken de koffer uit, Sergio zegt dat ik "dit of dat" niet nodig zal hebben, ik laat de karren achter en ben opgelucht. De reis is voor een tentoonstelling, naar de VS of Mexico.
3 oktober
Een grijze stad, lawaai, duizenden mensen, auto's en vrachtwagens snellen voorbij. Vrachtwagens met kernkoppen, achter elkaar aan. We kopen snoep, ronde pillen, en gummy beertjes.
5 oktober
Ik kies lakens in een winkel die er propvol mee ligt. Witte, geborduurde lakens op de lage schappen. Vermoed ik. Ik vraag om katoen, in effen kleuren, zacht.
6 oktober
Ik wandel in een trein, gezichten.
7 oktober
Een kerk, een gevoel van bloederige relikwieën.
9 oktober
Drie posters op de muur van de aangrenzende kamer. Ze zijn enorm, ongeveer drieënhalf bij drie meter. De eerste twee zijn lijntekeningen, zwart-wit, haast krabbels. De derde is een geometrische massa van grijzen en witten.
15 oktober
Het blad van een houten deur, gewichtsloos, in zijn eigen kozijn, ook los van de muur waar het in hangt.
18 oktober
Een treinstation, metrostation, een feest, een hipster, ruig type, vet, met warrig haar; we verstoppen ons apart van de rest en hij kust me en ik kus hem en hij geniet ervan en zegt "mmm..." en dan gehaast, "Je mist je trein!" Ik ren terug en probeer het station binnen te komen maar mijn kaart werkt niet, ik spring over de poortjes en weet binnen te komen en de wagon in te gaan.
19 oktober
Een ravijn uit een cowboyfilm. S en ik slapen in de spleet van een rots, alsof het een stenen slaapzak is. Er zijn coyotes, een spoor van keutels loopt naar ons toe. Terwijl we slapen, komen ze dichterbij om ons te besnuffelen. Ze raken ons niet aan.
Iemand komt dichterbij, kijkt, doet ons niets, maar kijkt.
20 oktober
In de studio ligt een spoor bloed op de grond, iemand is binnengekomen terwijl ik nergens bewust van was. Er zijn werklui die vertrekken. Gestrooid zout of erg wit kalk bedekt het bloed. Ik hoor iemand binnen, ik vlucht naar beneden de trap af, bijna vliegend, vastklampend aan de leuning met één hand.
De bijna-spiraalvormige trap, de achtervolger, een vampier
[Terugkerend]
Iemand komt dichterbij, kijkt, doet ons niets, maar kijkt.
24 oktober
Nacht, we komen terug van een feest in een kelder, een plek die bekend is maar alleen in de droom, niet in de realiteit; we vervolgen het feest op een eerste verdieping, met bomen eronder; het is een massa van dansende lichamen, zachte verlichting, harde muziek, rood, en opgemaakte gezichten, iedereen bekend. Een jongen komt dichterbij met zijn telefoon en toont ons foto's, angstig: iemand heeft me gevolgd. Het heden van het feest verschuift naar een toekomst met Jon Mikel en Sergio die beelden op de telefoon bekijken. De eerste foto toont een donker gezicht en de tweede een video van iemand die mij observeert, ik weet niet wat hij wil, maar hij is dichtbij. Jon Mikel en Sergio geloven me niet. Jon Mikel zegt dat het werkelijk wordt als ik eraan denk.
Iemand komt dichterbij, kijkt, doet ons niets, maar kijkt.
27 oktober
Drie zeer jonge modellen in bikini’s op een strand, vrijwillig vastgezet, als een heldendaad, aan enorme palen, onder de zon, bewusteloos of gestorven. Het is een moderne kruisiging. Ik ben geschokt en denk aan ijdelheid, aan gewoonten.
28 oktober
In mijn huis zie ik een man wiens huis ingeklemd zit tussen de muren van mijn huis. Hij lijkt te willen observeren? Hij is rond de 40 jaar oud, heeft een zwarte pony, uitdrukkingsloos, dun.
31 oktober
Ik heb niet gedroomd. (Ik sliep diep, in het huis van Esperanza en Rafa, de geur van een dorp).
1 november
Ik pik een jongen op, een ex-vriendje, hij draagt een karatepak, en daarachter verschijnen Álvaro, ook in uniform en met een tas, en Luis, mijn jeugdvriendje. Ik stel voor iets te gaan drinken maar het is vreemd, Luis begint aan een technische reparatie in een armoedige zoals een verlopen stationsrestauratie, en eindelijk in een houten compartiment waar we nauwelijks in passen. We voelen ons allemaal ongemakkelijk.
Álvaro en ik stappen in de bus. Ik realiseer me dat ik mijn koffer kwijt ben geraakt, de chauffeur verkoopt me twee kaartjes en zet me terug bij de halte, ik zoek onder de stoelen, controleer elke koffer. Het lijkt op het station van de kabelbaan die naar de kermis van Igueldo in Donostia gaat.
4 november
Een enorme waterstraal komt als een golf uit de cirkel die de deur van de wasmachine is.
18 november
Samen met mijn yogalerares, sterk en mollig, sexy. We dragen rubberlaarzen, zwempakken en badjassen. Mist, vochtig, modder, nacht. Een donker stenen zwembad, we gaan het oversteken, ik weet niet of we zwemmen of bij de rand langs gaan.
25 november
Het haar over haar gezicht, ik strijk het weg met mijn hand.
[Terugkerend]
27 november
In de bus met A, ze vraagt me om naar haar toe te komen, ik probeer het maar verschillende mensen staan tegelijkertijd op. Ik kom er amper doorheen maar het lukt me toch.
4 december
Een man met een munt zegt, "Kop, munt of medaille?" tegen me. Ik begrijp: "Kop, staart, of zijkant?"
7 december
Een man met een lange baard.
8 december
Paarden. Ik stap op en probeer te draven. Sergio klimt achterop en we galopperen. We doorkruizen het bos, springen over een klif en zweven in de lucht.
15 december
Het gezicht, frontaal, ze kijkt recht in mijn ogen, blauw, haar ogen, erg licht.
Een mannelijke goochelaar en een vrouwelijke, de vrouwelijke stuurt het lichaam van de man, die ik ben. Hij wil (ik wil) neuken. "Ja, maar niet voor het publiek," en ik trek me terug achter het theatergordijn.
18 december
Turrón kopen in een winkel. Ze vergissen zich en geven me rozenkoekjes met poedersuiker.
28 december
Ik draag een rok met sleep en sta op een bank terwijl we proberen de stof in een specifieke positie proberen te krijgen. De rok spreidt zich achter mij als een landschap en ik draag stukken spaanplaat aan mijn voeten. Het is crèmekleurig als boekenplanken.
Noten
[1] Itziar laat vaak het geslacht van personages die in haar dromen verschijnen weg door het voornaamwoord weg te laten, wat gebruikelijk is in het Spaans. Dit vormt echter een probleem bij het vertalen, omdat in het Nederlands het persoonlijk voornaamwoord nodig is om een zin te vormen. Soms hebben we het geslacht afgeleid uit de context van de droom en soms moesten we het verzinnen, intuïtief, naar wat we ons voorstelden bij het lezen van Itziars dromen. (Vertalersnoot) ↩
[2] Hier gebruikt Itziar het Spaanse woord “colegas”, een informele term voor een groep vrienden. (Vertalersnoot) ↩
© 2023 kilo Translations
© 2023 kilo Translations